de Standaard vandaag
de Volkskrant vandaag
Dicht bij huis
Ik loop vijftig jaar door hetzelfde bos. Ik doe de keukendeur open en loop het bos in. Na een lus van veertig minuten loop ik door dezelfde keukendeur naar binnen. Het is een stil bos, particulier bezit, maar toegankelijk voor mensen die zich fatsoenlijk gedragen – staat op de bordjes. Ik weet niet hoe vaak ik er heb gelopen, ik weet wel dat ik er in die vijftig jaar heel weinig mensen heb gezien. Ik weet niet hoeveel. Vierendertig is in vijftig jaar heel weinig, maar drieënveertig ook. Daar komt nog bij dat ik geen teller ben. Bovendien was ik er vaker toen ik honden had, en bijna nooit als ik ziek was. Ik moet het dus doen met de mededeling: achter mijn huis ligt een stil bos waar ik vaak ben geweest. Op dit moment is het zaterdag 4 april, strakblauwe lucht, nachtvorst die alleen verdwenen is op de plaatsen waar de zon het voor het zeggen heeft. Ik ben in het gezelschap van mijn vrouw die niet zo vaak in dit bos gelopen heeft, ze schat honderdzesentwintig keer. We hebben in die tijd twee keer iemand ontmoet, een buurman die aan de andere kant van het bos woont. We hebben met hem gepraat, ik heb hem aan mijn vrouw voorgesteld. Maar nu dit land grote veranderingen meemaakt, wordt ook dit bos niet gespaard. Ten eerste drie volwassenen die achter elkaar lopen, en ons kort groeten. Ik weet niet of ze anderhalve meter afstand houden of door een intieme familieband dispensatie hebben. Kort daarna horen we zwaar gehijg, dat uit een jonge hardloopster blijkt te komen. Ze groet ons met moeite, misschien door uitputting, misschien door onbekendheid met de gewoonten die hier in de Achterhoek in acht worden genomen. (In de kranten verscheen het bericht dat de Achterhoekers de nieuwe coronaregels van Rutte zo goed navolgen dat er slechts één slachtoffer in een ziekenhuis ligt.) Tenslotte zagen we twee jonge meisjes op de verplichte afstand tegenover elkaar zitten op een grasveldje aan de rand van het bos. Ze hadden schoolboeken bij zich en groetten ons beleefd. Wat er nu met de cultuur gebeuren gaat, weet niemand. Elke dag ontploft er een goed onderbouwde theorie. De onzekerheid is onze zekerheid geworden. Ik ben vooral benieuwd naar de ontwikkeling van het bos. Dicht bij huis. gras |
© A.L.
Snijders/AFdH Uitgevers
|
Misverstand
De eenzaamheid komt met kleine stappen, maar is niet ongewenst. Vorige week heb ik nog iemand binnengelaten, deze week gaat het raam naast de deur open, zodat we niet hoeven te schreeuwen. Vandaag hebben we besloten de boodschappen te laten brengen, zelf zijn we gaan wandelen in een bosgebied waar we niet vaak komen. Ik hoor dat iedereen zijn huis opknapt. Dat doe ik niet, ik schik mijn boekenkasten en vind onvindbare boeken. Zo heb ik De Neef van Rameau gevonden, geschreven door Denis Diderot, een van de bekende Encyclopedisten. Ik heb het boek in 1985 gekocht, in de boekenkast gezet en gisteren teruggevonden. Ik lees de eerste zinnen: 'Of het mooi of lelijk weer is, elke middag tegen een uur of vijf maak ik mijn vaste wandeling naar het Paleis-Royal. Daar ga ik altijd helemaal alleen zitten dromen op de bank van d’Argenson. Ik voer gesprekken met mezelf over politiek, liefde, smaak of filosofie en laat mijn gedachten de vrije loop. Ik volg de eerste de beste ingeving, wijs of dwaas, net zoals we in de Allée de Foy onze losbandige jongeren achter een lichtekooi zien aanlopen, zo een met een lachend gezicht, lonkende ogen en een wipneus, die ze dan weer laten schieten voor een ander terwijl ze uiteindelijk met niemand meegaan: mijn gedachten zijn mijn snolletjes.' Het is een prachtig begin, dat boek ga ik lezen, ik heb er zin in, ik kan niets anders doen dan wandelen in een bos of een boek lezen dat ik in 1985 gekocht heb. De musea zijn gesloten, de boodschappen worden aan huis bezorgd, met de trein reis ik niet, want ik kan niet iedereen op één meter vijftig afstand houden. Ik moet trouwens wel oppassen met wat ik zeg. Een week geleden was ik in een ziekenhuis en zei daar tegen iemand dat er aan deze nieuwe toestand ook positieve kanten zaten. Dat was tegen het zere been, terwijl ik alleen zei dat ik me realiseerde dat er bij alles wat er afviel wel degelijk veel overbodig was. De man was kwaad alsof ik hem beledigd had. Dat had ik niet, het was gewoon zo’n saai misverstand. Ik was blij toen ik thuis de deur achter me dicht kon dicht trekken, omdat de overheid het toejuicht dat ik geen bezoek krijg. gras |