zondag 29 maart 2020

HERKENBAAR

nogmaals een ZKV (niet meer dan  een stukje deze keer)


De nieuwe tijd is als een geluidloze trein het station binnengereden. Ik ga nergens naartoe, ik ontvang niemand. Maar om te eten en te drinken rijd ik naar Zutphen, twaalf kilometer. Op de grote parkeerplaats van Albert Heijn wacht ik op m’n jongste zoon. Hij doet de achterklep open en pakt twee tassen en het boodschappenlijstje. Ik blijf achter het stuur zitten en lees Vroege sneeuw. Na twintig minuten is mijn zoon terug en zet de boodschappen achterin. Ik open het raam, hij blijft op twee meter afstand gehurkt zitten, we praten zolang we willen. Misschien houden we dit drie of zes jaar vol, misschien is dit de tijd van het coronavirus

zaterdag 28 maart 2020

paus zegent


https://www.standaard.be/cnt/dmf20200328_04905432

donderdag 26 maart 2020



illustratie van mari andrew

"Kintsugi (金継ぎ, "golden joinery"), also known as Kintsukuroi (金繕い, "golden repair"), is the Japanese art of repairing broken pottery by mending the areas of breakage with lacquer dusted or mixed with powdered gold, silver, or platinum, a method similar to the maki-e technique. As a philosophy, it treats breakage and repair as part of the history of an object, rather than something to disguise." Wikipedia

zondag 22 maart 2020

zkv in tijden van opkotten

Misverstand

De eenzaamheid komt met kleine stappen, maar is niet ongewenst. Vorige week heb ik nog iemand binnengelaten, deze week gaat het raam naast de deur open, zodat we niet hoeven te schreeuwen. Vandaag hebben we besloten de boodschappen te laten brengen, zelf zijn we gaan wandelen in een bosgebied waar we niet vaak komen. Ik hoor dat iedereen zijn huis opknapt. Dat doe ik niet, ik schik mijn boekenkasten en vind onvindbare boeken. Zo heb ik De Neef van Rameau gevonden, geschreven door Denis Diderot, een van de bekende Encyclopedisten. Ik heb het boek in 1985 gekocht, in de boekenkast gezet en gisteren teruggevonden. Ik lees de eerste zinnen: 'Of het mooi of lelijk weer is, elke middag tegen een uur of vijf maak ik mijn vaste wandeling naar het Paleis-Royal. Daar ga ik altijd helemaal alleen zitten dromen op de bank van d’Argenson. Ik voer gesprekken met mezelf over politiek, liefde, smaak of filosofie en laat mijn gedachten de vrije loop. Ik volg de eerste de beste ingeving, wijs of dwaas, net zoals we in de Allée de Foy onze losbandige jongeren achter een lichtekooi zien aanlopen, zo een met een lachend gezicht, lonkende ogen en een wipneus, die ze dan weer laten schieten voor een ander terwijl ze uiteindelijk met niemand meegaan: mijn gedachten zijn mijn snolletjes.' Het is een prachtig begin, dat boek ga ik lezen, ik heb er zin in, ik kan niets anders doen dan wandelen in een bos of een boek lezen dat ik in 1985 gekocht heb. De musea zijn gesloten, de boodschappen worden aan huis bezorgd, met de trein reis ik niet, want ik kan niet iedereen op één meter vijftig afstand houden. Ik moet trouwens wel oppassen met wat ik zeg. Een week geleden was ik in een ziekenhuis en zei daar tegen iemand dat er aan deze nieuwe toestand ook positieve kanten zaten. Dat was tegen het zere been, terwijl ik alleen zei dat ik me realiseerde dat er bij alles wat er afviel wel degelijk veel overbodig was. De man was kwaad alsof ik hem beledigd had. Dat had ik niet, het was gewoon zo’n saai misverstand. Ik was blij toen ik thuis de deur achter me dicht kon dicht trekken, omdat de overheid het toejuicht dat ik geen bezoek krijg.

gras