De man over wie ik iets wil vertellen is tijdens zijn jeugd bijna nooit buiten geweest, evenmin als zijn broers en zussen. Ze woonden in een grote flat op de hoogste verdieping van een wolkenkrabber, de wereld lag aan hun voeten. Hun ouders waren ontwikkelde mensen, ze gaven hun kinderen zelf les. Het oude geld stond op een vertrouwde rekening. De boekenkasten waren vol, er waren radio's en grammofoonplaten. De televisie (in kinderschoenen) ontbrak. De man over wie ik iets aan het vertellen ben, heb ik ontmoet in het ziekenhuis aan de Prinsengracht, waar hij en ik op een zaal lagen waar iedereen een blindedarmoperatie had ondergaan. Hij was twintig jaar en net vertrokken uit het ouderlijk huis. Hij studeerde rechten. Ik luisterde verbaasd naar zijn verhalen en wilde weten of zijn ouders wel goed snik waren, maar ik durfde het hem niet te vragen, omdat ik hem nog maar twee dagen kende. De dag voordat we ontslagen werden, heeft hij er nog één zin over gezegd: 'Het was een experiment van mijn vader.' Daarna heb ik hem nog één keer gezien, veertig jaar later, in de pauze van een Russische opera. Hij was notaris geworden, succesvol, met een grote praktijk. Zijn vrouw was arts, zijn kinderen studeerden. Voor zijn broers en zussen gold hetzelfde, geslaagde, degelijke levens. Hij keek me spottend aan. 'Jij gaf er geen cent voor, toen in het ziekenhuis. Jij bent iemand van vaste en voorspelbare patronen, dat viel me toen al op.' Terwijl ik hierover nadacht, ging de bel, we moesten naar het laatste deel van de Russische opera. Ik heb hem nooit meer gezien.
© A.L. Snijders/AFdH Uitgevers
Geen opmerkingen:
Een reactie posten